Na het poepen veeg ik de billen van mijn kleuter af. (Ik bedoel: nadat híj poepte veeg ík zijn billen af.) Hij kan het nog niet zelf, hij is een kleuter. Hij leert het ook niet omdat ik het steeds doe. Ik moet mee naar de kleuterschool, voor het geval er geveegd moet worden. Juffen zijn het vak niet ingegaan om te vegen. Juffen hebben het druk genoeg met de kleuters kralen leren rijgen, ze hun naam leren schrijven, ze op hun beurt leren wachten, ze liedjes leren, ze leren dat er dagen van de week bestaan, ze leren wat autisme is en hoe je de blaadjes van een boom tekent.
Op een kleine kruk zit ik in de gang. De kleuterschool is niet berekend op volwassenen. Of is het ‘berekent’? Ik kan het niet leren, het kofschip wordt niet behandeld (behandelt?) op de gang. Ik zie mijn zoontje aan de andere kant van het glas dingen leren. Het is stevig glas, geluidsdicht, ik zie de monden van de kleuters bewegen, ik zie de juffen praten, maar ik hoor niet wat ze zeggen.
Af en toe passeert een kind uit een van de hogere klassen me op weg naar het toilet zwijgend.
Ik zit op mijn kruk, probeer verschillende houdingen uit, ik heb een slechte rug door lang in verkeerde houdingen te zitten.
De kleuter heeft me elke dag niet nodig.
Op school poept hij maar niet.
Mijn vader kon alleen thuis poepen, op vakantie hield hij zijn poep twee weken op.
Een vriend gaat wanneer hij ergens komt meteen poepen. In de daarvoor bestemde ruimte.
Ik loop na schooltijd met mijn kleuter mee naar huis. Ik vraag: ‘Moet ik nog mee, je poept maar niet op school.’
Hij zegt: ‘Dit is het ouderschap, je hebt meer dan veertig jaar je eigen gang kunnen gaan, de komende twintig jaar moet je er voor mij zijn. Daarna ben je weer vrij.’
Article voiceover
Discussion about this post
No posts
In België poepen kleuters alleen in de kerk.